Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

H. Mattheus

Uit Berghapedia
Versie door Antoine Booms (overleg | bijdragen) op 5 jul 2023 om 08:17 (Interieur)
Ga naar: navigatie, zoeken

De H. Mattheuskerk was de rooms-katholieke parochiekerk van Azewijn. De parochie Azewijn is in 1867 ontstaan door afsplitsing van de parochie Zeddam, maar al sinds 1819 had Azewijn een eigen kerkgebouw. Op 21 september van dat jaar werd deze kerk ingewijd door Johannes Gerritsen, aartspriester van Gelderland. Uiteraard was ook de pastoor van Zeddam, Joannes Beenen, bij de plechtigheid aanwezig, evenals de president van het seminarie in 's-Heerenberg, Matthias Terwindt.

De invoering van het geloof

Al omstreeks het jaar 700 bouwde Sint Willibrord de Sint Maartenskerk in Emmerik. De oude Frankische bewoners, die toen onze streken bevolkten, hebben aan de bouw van deze kerk waarschijnlijk hun geloof te danken. Vanuit deze basis werden missiereizen ondernomen in het omringende land. De inwoners van Azewijn en Vethuizen behoorden in die periode bij de al genoemde Sint Maartenparochie van Emmerik.

Nadat er rond de elfde eeuw in Zeddam een eigen parochie werd gesticht met een eigen kerk, werden Zeddam en Azewijn afgescheiden van de oorspronkelijke moederkerk in Emmerik.

De stichting van de kapel en de noodzaak van een eigen parochie

De kapel in Azewijn werd op 18 januari 1370 gesticht door Willem I van den Bergh. Willem kreeg hierbij hulp van enkele adellijke families. Ook het geslacht van Azewijn was hierbij betrokken. De kapel stond aan de Marssestraat. Het huis aldaar draagt nog steeds de naam "De Kapel". Bij deze kapel lag zelfs een kerkhof, waar de doden van Groot- en Klein Azewijn werden begraven. De kapel was gewijd aan de H. Joannes en aan de H. Antonius. Deze kapel werd bediend vanuit Zeddam.

Tijdens de Hervorming ging de kapel over in protestantse handen en raakte in verval. Omstreeks 1590 werd zij verwoest. Na de Hervorming waren de katholieken uit Azewijn opnieuw aangewezen op Zeddam. Dit leverde echter een probleem op, omdat ook de kerk van Zeddam inmiddels in protestantse handen was gevallen. De Azewijnse bevolking moest toen dus opnieuw naar Emmerik, net als eeuwen geleden. Pas in 1810 kregen de katholieken in Zeddam hun kerk weer terug. Dit gebeurde na een besluit van koning Lodewijk Napoleon.

Het ontstaan van de parochie Azewijn

De eerste kerk

Aan het begin van de negentiende eeuw werd de behoefte aan een eigen kerk steeds groter in Azewijn. Op de eerste plaats omdat het natuurlijk prettig was om in het eigen dorp naar de kerk te gaan. Toen echter in 1816 de Rijn doorbrak en de kerk in Zeddam bijna onbereikbaar werd, voelde men de noodzaak tot de bouw van een eigen kerk en de vorming van een eigen parochie.

Op 21 augustus 1818 kreeg Azewijn toestemming voor het bouwen van een kerk. De eerste kerk van 1819, die deels was opgetrokken uit stenen van de ruïne van de kapel, werd op 21 september 1819 (de feestdag van de H. Mattheus) ingezegend door de aartspriester Johannes Gerritsen. De kerk werd vooralsnog bediend door de Zeddamse geestelijken.

In 1841 werd het kerkgebouw vergroot en werd er een sacristie aangebouwd. Het jaar daarop werd voor negenhonderd gulden het orgel van de kerk in Zeddam gekocht. Dit was een grote verbetering, maar de kerk was en bleef een bijkerk van Zeddam. Dit hield in dat er alleen missen gelezen werden, meestal door de kapelaan van Zeddam. Voor dopen, trouwen en begraven moesten de Azewijnse parochianen nog steeds naar de hoofdkerk in Zeddam. 's Winters en bij slecht weer was de weg naar Zeddam nauwelijks begaanbaar, zodat na 1853, toen in Nederland de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland werd hersteld, de roep om een eigen parochie steeds sterker werd.

De tweede kerk

Het eerste verzoek voor een eigen parochie wees de aartsbisschop van Utrecht in 1857 af, maar in 1864 gaf hij zijn toestemming. Toen het jaar daarop ook koning Willem III zijn goedkeuring gaf, konden de benodigde procedures in gang worden gezet, en zo werd Azewijn op 6 oktober 1867 canoniek een zelfstandige parochie.

Op die dag werd in de kerk de bisschoppelijke akte voorgelezen waarmee de parochie werd opgericht. Hierin werd de grens tussen de parochies Azewijn en Zeddam als volgt beschreven (gaande van west naar oost):

1. Terregter zijde van den grindweg van Zeddam op Etten is de brug tusschen de Houting en de Akenhorst de grensscheiding tusschen de parochien Zeddam en Azewijn.
2. Ter linkerzijde van dienzelfden weg wordt de grensscheiding tusschen de parochien Zeddam en Azewijn aangewezen door de Krommestraat van dien grindweg uitgaande, volgende dezen vaarweg door het boschje van Dijkhuizen, langs Dijkhuizen, tot het zoogenaamde hagelkruis en van daar tot aan de zoogenaamde Schapenbrug bij het Laar.
Hetgeen van dezen vaarweg, beginnende met de Krommestraat en eindigende aan de Schapenbrug bij het Laar terregter zijde gelegen is tot de parochie Azewijn.

Ten noorden van de parochie Zeddam lag zo de parochie Zeddam; ten oosten viel de grens samen met die van de gemeente Gendringen; ten zuiden lag Duitsland en ten westen de parochie 's-Heerenberg.

De eerste pastoor, Henricus Meurs, werd op 10 oktober feestelijk ingehaald en nam zijn intrek in de zojuist voltooide pastorie. Hij preekte in de kerk van 1819.

De opvolger van pastoor Meurs, pastoor pastoor Hazelekke liet een nieuwe kerk bouwen en verbond daarmee definitief zijn naam aan Azewijn. De oude kerk werd geheel afgebroken en vervangen door een nieuwe gotische kerk. Het bedrag van tienduizend gulden dat de ongehuwde Bernardina Aleijda Hoegen in 1873 aan de parochie had nagelaten, maakte dit mogelijk. De nieuwe kerk werd op 21 september 1891 ingewijd en geconsacreerd op de feestdag van de patroon Mattheus. Enige jaren later bouwde pastoor Hazelekke ook de Sint Jozefschool van hetzelfde nagelaten bedrag.

Pastoor Staal liet de kerk begin twintiger jaren grondig restaureren. Omdat de parochiële school een bijzondere lagere school werd, moest deze ook worden aangepast aan de daarvoor geldende eisen.

Helaas heeft het kerkgebouw de Tweede Wereldoorlog niet overleefd. Op 6 januari 1943 werden de kerkklokken (een geschenk van pastoor Hazelekke) door de Duitsers geroofd. Vlak voor de bevrijding op 1 april 1945 gebeurde het ergste. Die nacht, op 31 maart om half elf 's avonds, staken terugtrekkende Duitse militairen de kerk in brand. De kerk brandde uit en de toren stortte in. Daarmee verdween een markant oriëntatiepunt uit het landschap. De kerk werd vernield, maar de pastorie bleef vrijwel onbeschadigd.

De Mattheüskerk vlak na de voltooiing in 1891. Rechts de pastorie, die in 1867 werd gebouwd door Arnold te Wiel.
Foto Bernard te Wiel en Piet Dijker.
De pastorie in 1908
De kerk anno 1910
De kerk na de vernieling in de bevrijdingsnacht. Er lijkt al gras te groeien, zodat de foto waarschijnlijk geruime tijd na 1 april 1945 is gemaakt.

De derde kerk

Nu van het kerkgebouw niets dan een uitgebrand karkas was overgebleven, werd de zaal van Alofs ingericht als noodkerk. De parochie stond voor een zware taak om een nieuwe kerk te bouwen. Omdat de door ziekte verzwakte pastoor Büter de parochie vanaf 1945 niet meer kon besturen, kreeg hij een assistent in de persoon van pater Franciscus Gommers. Hij was van de orde der Witte Paters. Pater Gommers bleef tot 13 februari 1946 en werd toen teruggezonden naar Afrika. Kapelaan Brenninkmeyer werd als zijn opvolger aangesteld en kreeg als taak voorbereidingen te treffen voor de wederopbouw van de kerk. Dit werd later overgenomen door pastoor Heinink, de opvolger van pastoor Büter, die op 9 februari 1948 was overleden.

Met ingang van de maand maart in 1948 werd de Azewijnse parochie geadopteerd door de parochie van O.L. Vrouw van Altijd Durende Bijstand te Bussum. De aldaar gehouden wekelijkse collecte voor hulpbehoevende kerken leverde een aanzienlijk geldbedrag. Door meerdere fondsen is het uiteindelijk gelukt genoeg geld bij elkaar te werven voor de wederopbouw.

Het ontwerp van de nieuwe kerk werd gemaakt door de architect Vosman uit Deventer. De aannemer was de firma Nijenhuis uit Arnhem. De begroting werd gemaakt door HCM van Beers, architect uit Huis ter Heide. De restanten van de oude kerk waren te bouwvallig om als basis voor de nieuwbouw te gebruiken. Bovendien wilde men van de gelegenheid gebruik maken om de kerk te verbreden. Daarnaast wilden men de banken nu ook binnen de pilaren plaatsen. Zo werd het zicht op het altaar niet meer belemmerd door pilaren. De gotische bouw met alle prachtige booggewelven waren onbetaalbaar geworden. Aldus bleef van de oude kerk alleen de toren over. Door inwerking van het weer en het vuur was de toren wel zwaargehavend. De vier houten zolderingen waren verbrand en moesten vervangen worden door betonnen zolders. De oude spits kon ook niet meer herbouwd worden en moest plaats maken voor een dakje van maar vijf meter hoog. Anders dan de voorgaande kerken, kregen de ramen van de nieuwe kerk rondbogen in plaats van spitsbogen.

Onderstaand enkele foto's van het herstel van de kerk. Daarbij ook een ontwerp dat het, waarschijnlijk door het ontbreken van voldoende financiële middelen, niet gehaald heeft.

Op 23 december 1951 werd de kerk onder grote belangstelling ingewijd door de vicaris-generaal Mgr. Th. Huurdeman en vervolgens door kardinaal Alfrink op 26 juni 1952 geconsacreerd. De noodkerk in de zaal van Alofs had zeven jaar dienstgedaan en kreeg zijn oorspronkelijke functie als feestzaal weer terug. De jaarlijkse kermis kon daar dus weer gevierd worden.

In de jaren 1982 en 1986 is kerk met de toren, onder leiding van pastoor Van Hal, grondig gerestaureerd. Hiervoor hebben de parochie en ook enkele oud-parochianen een aanzienlijke som geld bij elkaar gebracht.

De kerk en de bijbehorende rustaltaren zijn sinds 18 juni 2002 een gemeentelijk monument (nr. 14).

Beeldmateriaal

De sloop
De herbouw
Klokken en uurwerk

Interieur

Tot de inventaris behoort een bedieningsdoosje uit de zeventiende eeuw. Het is een doosje met drie vakken dat vermoedelijk uit de oude kerk stamt. Ook is er nog een luidklok uit 1734 en zijn er twee schilderijen van de hand van L. de Breet; een van pastoor Meurs met de oude kerk uit 1867 op de achtergrond en een met pastoor Hazelekke met de nieuwe kerk uit 1891. Bijzonder zijn nog twee schilderijen van Maria Magdalena en Franciscus uit de achttiende eeuw.

Interieur kerk azem.jpg Kerk azum binnen.JPG Binne.jpg Binne 2.jpg

Pastoors

Organisten

Organist waren:

2010 - heden

De Sint Mattheusparochie is in 2010 opgegaan in de Verrijzenisparochie. Deze fusieparochie is op haar beurt in 2017 met de Maria en Laurentius Parochie samengegaan in de Maria Laetitia Parochie.

Op 19 maart 2013 werd onder de titel STA OP, KIES LEVEN het nieuwe pastorale beleid van De Verrijzenis Parochie gepresenteerd. Vanwege de verder dalende aantallen vrijwilligers, kerkgangers en pastores en de financiële situatie werden er van de elf kerken in de parochie acht afgestoten. Een daarvan was de kerk in Azewijn.

Op 29 november 2015 werd de laatste reguliere zondagsmis in de Mattheüskerk gehouden met onder ander muziek van de Fanfare Sint Jozef. De kerk is daarna nog tot 2019 voor speciale gelegenheden opengebleven, maar werd daarna vanwege achterstallig onderhoud gesloten.

Ondertussen werd er gezocht naar een definitieve bestemming voor het kerkgebouw. Een optie die overwogen werd, was de kerk deels af te breken en het resterende deel op te nemen in een ontmoetingsruimte in de openlucht.

In de zomer van 2021 kocht projectontwikkelaar CV Capital de kerk om er woningen in te bouwen. De buitenkant van het gebouw blijft daarbij onveranderd. De toren blijft staan en zal na renovatie worden beheerd door een stichting. Op het achterste, nog ongebruikte deel van het kerkhof komt een levensloopbestendige twee-onder-een-kapwoning.

Om de verbouwing volgens het kerkelijk recht mogelijk te maken, heeft aartsbisschop Wim Eijk de Mattheüskerk op 15 september 2021 per decreet aan de eredienst onttrokken. Hierna is veel van de inboedel verkocht of weggegeven. Misgewaden, vaatwerk, knielbankjes en andere attributen zijn aan kerken in zowel Nederland als het buitenland geschonken. De kerkbanken zijn voor 25 euro per stuk verkocht aan de plaatselijke bevolking, maar een paar banken blijven behouden voor de gemeenschappelijke ruimte. Timmerman Theo Wicherink heeft van hout van de twee kerkbanken die hij gekocht heeft, een nieuw grafmonument voor Constantino Albanese gemaakt. Daarbij is ontdekt dat de kerkbanken gemaakt waren van dibétou, een Afrikaanse houtsoort.

Bronnen