Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Hetter, De

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
Die Hetter (rechtsonder) op de kaart van Christiaan 's Grooten uit 1573.
Linksboven Emmerik en 's-Heerenberg

De grenzen van De Hetter

De Hetter is de oude naam van het Duitse gebied tussen de Nederlandse grens en de Rijn. De begrenzing is vaag. Op de kaart van Christiaan 's Grooten uit 1573 staat de naam Die Hetter ten noordoosten van Rees, maar Van Schilfgaarde laat de streek in zijn boek Het archief van het Huis Bergh] ver naar het westen doorlopen en rekent het Stift Elten er ook bij. Het is onduidelijk of dit algemeen zo gezien werd.

Mogelijk hoorde het laaggelegen gebied ten westen van Emmerik wel bij De Hetter, maar de Eltenberg niet. Neder-Elten kan dan de westgrens zijn geweest, waarbij bedacht moet worden dat dit dorp destijds nog dicht bij de hoofdstroom van de Rijn lag. Tegenwoordig loopt daar de Oude Rijn. Een aanwijzing dat De Hetter doorliep tot de westkant van Emmerik is dat in het archief van Huis Bergh stukken waarin de Schockenward genoemd wordt, opgeborgen zijn bij stukken over De Hetter. De Schockenward is een voormalig eiland in de Rijn ten westen van Emmerik ter hoogte van Brienen. De Schockenward is een andere waard dan de Stockenwaard.

Wat de begrenzing ook was, in de middeleeuwen was De Hetter kleiner dan nu. De Rijn heeft zijn loop door de eeuwen heen meermaals verlegd; niet alleen bij Elten, maar ook bij Bienen, dat iets boven Rees ligt. De Biener Altrhein, ooit de hoofdstroom, is op de kaart van 's Grooten al een dode zijarm. De Rijndijk volgde echter nog deze Altrhein, zodat Bienen en ook Praest nog vlak achter de dijk lagen. Verder waren de Vier Heezen nog Berghs, zodat Emmerik ingeklemd lag tussen Bergh en de Rijn. De stad verbond zo het kleine stuk van De Hetter aan de westkant van de stad met het veel grotere stuk aan de oostkant.

Een klein deel van De Hetter maakt nu deel uit van het natuurreservaat Hetter-Millinger Bruch, dat voor het grootste deel omsloten wordt door de Nederlandse grens tussen Netterden en Megchelen in het noorden en de A3 in het zuiden. Dit gebied is in 1989 als natuurreservaat aangewezen.

Dijkonderhoud in De Hetter

De Hetter hoorde bij het hertogdom Kleef, dat in 1701 Pruisisch werd. Het was dus geen Berghs bezit, maar de heren en graven van Bergh bezaten er wel rechten en goederen.

Vanuit historisch oogpunt gezien is De Hetter voor Bergh echter vooral van belang vanwege de verplichting tot dijkonderhoud die de heren en graven van Bergh hier hadden. Verreweg de meeste archiefstukken die onder het trefwoord De Hetter in het archief van Huis Bergh te vinden zijn, hebben dan ook betrekking op dijkonderhoud. Ze stammen bijna allemaal uit de vijftiende en zestiende eeuw. Meestal is er sprake van "de dijk in De Hetter", die een enkele keer Hetterdijk wordt genoemd. Het is dan niet duidelijk van welk stuk dijk tussen Rees en Elten sprake is, maar soms wordt het betreffende dijksegment nader aangeduid.

Nu volgt een korte samenvatting van een selectie uit het grote aantal archiefstukken. Zie ook De dijk in De Hetter op de pagina Rivierrecht.

1490

Voor het onderhoud moest er worden samengewerkt met ambtenaren van de hertog van Kleef, met het stadsbestuur van Emmerik, met vertegenwoordigers van de graaf van Zutphen en soms met autoriteiten nog verder weg. Dit verliep niet altijd even soepel. In de zomer van 1490 kreeg graaf Oswald I tot twee keer toe een aanmaning van de Kleefse ambtman in De Hetter dat hij de dijk twee voet moest laten ophogen. Graaf Oswald antwoordde dat hij noch zijn onderdanen een dijk in De Hetter hadden liggen waar de ambtman iets mee te maken heeft. Hij zou de bewuste dijk zelf wel laten onderzoeken en zo nodig verhogen.

1491

In mei 1491 was er een vergelijkbaar conflict, toen graaf Oswald aanmaningen kreeg van zowel de ambtman van Kleef als van de stad Emmerik. Dit keer blijkt uit de archiefstukken niet alleen dat het ging om een gat in de dijk bij Doornik, maar ook dat de buurtschap Ziek verantwoordelijk was voor de dijk daar.

1505

Begin 1505 was er een dijkdoorbraak. Graaf Oswald I werd meermaals gevraagd te helpen bij het herstel, maar hij toonde zich niet erg bereid. Eerst wilde hij weten wat er precies hersteld moest worden; de kade of de ringdijk. Daarna wilde hij nadere inlichtingen over de wijze van herstel. De correspondentie hierover nam de hele maand maart van 1505 in beslag. Dit was een van de laatste keren dat graaf Oswald met de dijk in De Hetter te maken kreeg, want het jaar daarop overleed hij.

1506

Graaf Willem III kreeg al meteen bij zijn aantreden in februari 1506 met het dijkonderhoud in De Hetter te maken. De archiefstukken laten zien hoe toen al de grondslag was gelegd voor de latere samenwerking in waterschappen.

Op een bijeenkomst in het observantenklooster in de Briemer waren voorstellen over dijkonderhoud gedaan waar graaf Willem niet mee akkoord ging. Hij stelde een nieuwe bijeenkomst in Zutphen voor. Om naar Zutphen te kunnen reizen, vroeg hij een vrijgeleide aan van zijn zwager Frederik II van Bronkhorst, de man van zijn zus Machteld. Ook uit Deventer zou een afvaardiging komen, maar aangezien Deventer als stad in het Oversticht onder de bisschop van Utrecht viel, moest er eerst met de bisschop overlegd worden. Daarbij was ook een delegatie van de hertog van Kleef aanwezig.

Deze opeenvolging van brieven en overleg liep van februari 1506 tot minimaal 19 juni van dat jaar, toen er bij Praest een dijkschouwing werd uitgevoerd door vertegenwoordigers van in elk geval Emmerik en Bergh. Of dit alles tot werk aan de dijk heeft geleid, blijkt niet uit de archiefstukken.

1510

Op 14 oktober 1510 vroeg het stadsbestuur van Emmerik aan secretaris Henricus van Groenen en rentmeesters Hermannus Weygh en Warnerus van Elferdynck hoe zij zich voorstelden dat de dijk in De Hetter hersteld kon worden. Blijkbaar hebben zij ideeën geopperd, want drie dagen later vroeg het stadsbestuur hen een aantal karren te sturen om te helpen bij het dijkherstel. Op 19 november 1510 volgde nog een verzoek om (meer) mensen te sturen.

1518

Na het overlijden van graaf Willem III in 1511 hebben zijn zus Anna en een regentschapsraad van zeven "bevelhebbers" Bergh geregeerd tot de minderjarige graaf Oswald II volwassen was. Op 19 september 1518 stuurden de bevelhebbers een brief naar Emmerik met de vraag hoe het zat met het geld dat Zeddam en de Vier Heezen hadden gestuurd om de dijk te laten herstellen. Volgens de bevelhebbers was er nog geen werk verricht, en zij vroegen om een onderzoek.

1521

Op 27 september 1521 gaven de bevelhebbers van Bergh (zie 1518) aan Herman Schut, gerichtsbode te Etten, het bevel om op 30 September naar de Hetterdijk te komen met mannen uit Warm en Yselhonten.

1531

Op 6 september 1531 vroeg Daem van den Bergh als richter in Gendringen de medewerking van de richter in De Hetter, zodat de onderdanen van Gendringen en Etten met het werk aan de dijk konden beginnen.

Twee weken later verzocht graaf Oswald II de ambtman in De Hetter er voor te zorgen, dat de geërfden van Zeddam aarde geleverd kregen voor het herstel van Hetterdijk. Dit werk was eind november bijna klaar, maar de ambtman vroeg graaf Oswald nog mee te willen werken aan verdere versterking van de dijk. Graaf Oswald antwoordde hiermee te willen wachten tot het komende voorjaar.

Berghse bezittingen in De Hetter

Tot de eerder genoemde, maar niet nader beschreven rechten en goederen in De Hetter behoorden onder meer de renten die de hertog van Gelre in 1427 verpandde aan Willem II van den Bergh.

Van Schilfgaarde noemt ook de voogdij over het Stift Elten en de markttol in Elten, die de hertog van Gelre in 1432 en 1433 verpandde aan heer Willem II, maar deze tellen alleen mee als het Stift Elten als deel van De Hetter wordt beschouwd.

In Emmerik bezaten de heren van de Bergh tot 1237 de voogdij over de St. Martinuskerk. Dit hield in dat zij de wereldlijke zaken van de kerk regelden. In 1441 verpachtte of verpandde de heer van Culemborg de Rijntol aan heer Willem II. Deze werd voor 1500 afgelost en vervangen door een jaarrente. In 1450 kocht heer Willlem II een huis in de Veerstraat (Fährstraße) in Emmerik.

Bronnen