Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Hedel

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 30 jul 2022 om 10:51 (Bronnen: ON 112)
Ga naar: navigatie, zoeken

Hedel in Berghs bezit

Hedel is een dorp in de Bommelerwaard op de Gelderse oever van de Maas. Aan de overkant op de Brabantse oever ligt Den Bosch. Vroeger was Hedel een heerlijkheid, die door het huwelijk van Sophia van den Bergh, enig kind en erfgename van Frederik III van den Bergh, een Berghse bezitting werd. Zij trouwde omstreeks 1395 met Otto van der Leck, die Hedel in 1377 van zijn moeder had geërfd. Hun zoon Willem werd heer van Bergh na het overlijden van zijn grootvader Frederik in 1416 en heer van Hedel na het overlijden van zijn vader Otto in 1428.

Bergh en Hedel waren nu onder heer Willem II in één hand verenigd, maar na hem was het lang niet altijd de regerende graaf van Bergh die de heerlijkheid bestuurde. Hedel is als volgt binnen het geslacht Van den Bergh doorgegeven:

  • In 1465 erfde Ludolf van den Bergh, tweede zoon van Willem II van den Bergh, de heerlijkheid. Zijn oudste broer heer, later graaf Oswald I erfde alle Berghse bezittingen, maar zijn vader had voor Hedel een uitzondering gemaakt en bepaald dat dat voor Ludolf was.
  • In 1499 erfde Adam van den Bergh, de jongste zoon van heer Willem II, Hedel van zijn broer Ludolf. Hun vader had dit zo bepaald voor het geval Adam bij het overlijden van Ludolf nog in leven zou zijn.
  • Van Adam vererfde Hedel op zijn neven – graaf Oswalds zonen – Willem en Frederik. Graaf Oswald I was de eigenlijke erfgenaam, maar Adam had zijn oudste broer onterfd. Volgens het Gelderse leenregister was het Frederik die Hedel in bezit heeft genomen.
  • Frederik overleed ongehuwd in 1513. Zijn neef Oswald II van den Bergh, de enige zoon van zijn in 1511 overleden broer Willem, erfde toen de heerlijkheid. Hiermee keerde Hedel terug in het bezit van de regerende graaf van Bergh.
  • Na de dood van graaf Oswald II in 1546 ging Hedel over naar zijn zoon Willem IV van den Bergh, die toen pas negen jaar oud was. Na het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog in 1568, sloot graaf Willem IV zich aan bij zijn zwager Willem van Oranje in de strijd tegen de Spanjaarden. Die legden beslag op zijn bezittingen, waarop hij met Willem van Oranje naar Duitsland vluchtte. Zijn broer Frederik, die ontevreden was over de verdeling van de erfenis van hun vader, zag toen zijn kans. Met steun van de Spaanse landvoogd de hertog van Alva en van de Staten Generaal nam hij Hedel (en Boxmeer) in bezit. Echter, in 1580 moest hij Hedel en Boxmeer weer opgeven, maar het lukte Willem IV niet het bezit ervan te herstellen. Onduidelijkheid over het eigendomsrecht bleef ook na de dood van Willem IV in 1586, bestaan.
  • Pas na Frederiks overlijden in 1592 kwam Hedel weer vast in Berghse handen. Frederik had de heerlijkheid vermaakt aan de nog levende kinderen van Willem IV. Van de zestien waren er bij Frederiks dood nog tien in leven. Pas bij de dood van hun moeder Maria van Nassau in 1599, werd Hedel toegewezen aan een van hen, namelijk aan Adolf van den Bergh
  • Graaf Adolf overleed in 1609 zonder erfgenamen na te laten, zodat zijn oudste broer Herman hem opvolgde als heer van Hedel.
  • Graaf Herman stond Hedel onmiddellijk af aan zijn broer Hendrik, heer van Stevensweert en Spalbeek.
  • Toen graaf Hendrik in 1638 overleed, viel Hedel toe aan zijn dochter Maria Elisabeth van den Bergh, markiezin van Bergen op Zoom.
  • Bij het overlijden van markiezin Maria Elisabeth in 1671 erfde haar dochter Henriëtte Francisca van Hohenzollern-Hechingen de heerlijkheid. Door haar huwelijk in 1662 met Frederik Mauriits de la Tour d'Auvergne was zij echter geen Van den Bergh meer. In 1698 verkochten zij en haar man Hedel aan zijn drossaard Godefroy Frederick van de Poll, maar deze verkoop werd door de Staten van Gelderland ongeldig verklaard. Hierop is Hedel deel gaan uitmaken van de Gelderse Domeinen en werd beheerd door de Gelderse Rekenkamer. Het archief van Hedel heeft drossaard Van de Poll achtergehouden. Vervolgens is het spoorloos verdwenen.

Drie van bovengenoemde graven werden in Hedel begraven: Ludolf, Adam en Willem III.

Het kasteel van Hedel

Kasteel Hedel in 1738, veertig jaar nadat Henriëtte Françoise van Hohenzollern-Hechingen, dochter van Maria Elisabeth van den Bergh, het had verkocht.
Gravure naar een tekening van Cornelis Pronk

De heerlijkheid Hedel strekte zich uit rond het kasteel van Hedel. Toen Otto van der Leck het in 1377 erfde, bestond het uit een donjon (een versterkte woontoren, zoals ook Huis Bergh er ooit een was) met een niet afgebouwde muur. Van der Leck liet de muur afbouwen en voegde twee ronde torens en een poortgebouw toe. Zo ontstond er een kasteel met een binnenplaats. Langs twee muren liet hij in L-vorm woonvleugels bouwen; langs de twee overgebleven muren liet graaf Willem IV in 1565 een zuilengalerij aanbrengen.

In 1590 werd het kasteel door troepen van prins Maurits van Nassau veroverd en in 1591 van zijn militaire betekenis ontdaan: de slotgracht werd gedempt en de voorburcht werd afgebroken. Onder Maria Elisabeth van den Bergh, markiezin van Bergen op Zoom, brak nog een laatste bloeitijd aan. Zij liet het kasteel in de jaren van 1652 tot 1654 opknappen en uitbreiden om te gebruiken als buitenplaats. Zij was er graag.

Toen dochter Henriëtte Francisca het kasteel in 1698 te koop aanbood, was het een "groot, mooi en oud kasteel, zeer sterk, met grachten en wallen; boerderijen en boomgaarden, een ijskelder, een brede dreef van het dorp naar het kasteel, een grote mooie neerhof, zonder weerga, ongeveer veertig jaar oud, van steen, met twee of drie grote mooie kamers om bedienden te huisvesten, met grote hooi- en graanzolders".

Bij de Franse inval in 1794 werd het kasteel zwaar beschadigd. In 1802 kocht de katholieke gemeenschap van Hedel de ruïne en sloopte die. De laatste resten werden in de Tweede Wereldoorlog verwoest. Na onderzoek in de jaren zeventig zijn de fundamenten geconserveerd en gedeeltelijk weer opgebouwd. Zo is nu aan de Kasteellaan in Hedel weer te zien waar het kasteel heeft gestaan dat bijna drie eeuwen in bezit is geweest van de heren en graven van Bergh.

De Hedelse munt

In Hedel bezaten de graven van Bergh het muntrecht, maar het is slechts beperkt uitgeoefend. Heer Willem II heeft in de jaren voor zijn dood in 1465 munten laten slaan. Daarna is de munt onder graaf Willem IV nog in bedrijf geweest van 1565 tot 1567, en onder zijn broer Frederik van 1577 tot 1582. Net als andere heerlijke munthuizen in het oosten en zuiden van de Nederlanden was het Hedelse munthuis een hagemunt, waar minderwaardige munten werden geslagen (met een te laag gehalte aan edelmetaal) en munten van grotere munthuizen werden nagemaakt.

In 1580 werd de munt vanwege de onenigheid met graaf Willem IV over het bezit van Hedel, voor twee jaar verplaatst naar Zaltbommel. Daarna ging de munt naar Stevensweert, maar werd daar al gauw gesloten om pas in 1616 onder Hendrik van den Bergh weer open te gaan. Graaf Hendrik droeg de heerlijkheid in 1618 over aan zijn zoon Herman Frederik, maar hield de munt tot 1626 in eigen hand. Toen graaf Herman Frederik het beheer in handen kreeg, werd Stevensweert nog meer een hagemunt dan het al was. In 1632 sloot de munt voorgoed.

In 1590, toen het kasteel door prins Maurits werd veroverd, hebben de verdedigers de muntstempels en andere bewijzen van muntslag in de slotgracht gegooid. Toen de slotgracht rond 1980 weer uitgegraven werd, zijn 34 gebruikte en ongebruikte muntstempels uit de jaren van 1577 tot 1579 teruggevonden. Zij zijn nu te zien in de collectie van de Muntkamer van het Historisch Museum Hedel.

Bronnen