Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Verzet in WO II

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Inleiding

Het Berghse verzet in de Tweede Wereldoorlog kende, net als dat in de rest van bezet Nederland, vele vormen. Het ene uiterste was burgerlijke ongehoorzaamheid, het andere uiterste was gewapend verzet. Om welke vorm het ook ging, het begon allemaal op kleine schaal en slecht georganiseerd. Er was wel een enkeling die al meteen een verzetsgroep opzette, maar in het begin keken de meeste mensen de kat uit de boom. Pas na verloop van tijd, vanaf 1942, 1943, toen de deportatie van joden op gang kwam en jonge mannen verplicht werden in Duitsland te gaan werken, werd het verzet sterker en steeds beter georganiseerd. Vanaf halverwege de oorlog was het verzet zelfs op landelijk niveau georganiseerd.

Het nu volgende overzicht wil een idee geven van de verschillende vormen van verzet. Het heeft niet de pretentie volledig te zijn.

Burgerlijke ongehoorzaamheid en passief verzet

In de periode van 4 tot 9 juni 1943 moest de bevolking van Bergh stap voor stap, per dorp of wijk, zijn radio's inleveren. Veel mensen hebben stiekem een radio gehouden.

Een bekend voorbeeld van burgerlijke ongehoorzaamheid was het niet inleveren van de radio. In het voorjaar van 1943 hadden de Duitsers er genoeg van dat er in Nederland naar Radio Oranje en de BBC werd geluisterd, en verordenden de “tijdelijke inbeslagname van radiotoestellen”. Veel mensen leverden hun radio niet in (of alleen maar een afdankertje), en verstopten hem en bleven naar verboden zenders luisteren.

Een andere vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid die in een gemeente als Bergh veel voorkwam, was onregelmatigheid bij het slachten of dorsen. Elk huishouden had een bepaald quotum; wat er meer geslacht of gedorst werd, moest aan de bezetter geleverd worden. Natuurlijk werd er veel clandestien geslacht en gedorst, en veel controleurs knepen weleens een oogje dicht.

Behalve deze twee voorbeelden was passief verzet er nog in velerlei gedaanten. Vaak werd de bezetter er niet of nauwelijks door geschaad, maar het hielp wel om de eigen moraal hoog te houden. Men kon moppen over Duitsers of NSB’ers vertellen, of bijvoorbeeld “o zo!” roepen. Dat betekende ”Oranje zal overwinnen!”

Onderduikershulp

De hulp aan onderduikers kwam vanzelf op gang toen er mensen gingen onderduiken. Naarmate de oorlog voortduurde, werden dat er steeds meer. Het ging om Joden, jonge mannen die zich aan de Arbeidsdienst onttrokken, Nederlandse officieren die zich aan krijgsgevangenschap onttrokken, neergeschoten geallieerde piloten en zelfs gedeserteerde Duitse militairen. Kortom: iedereen die gevaar liep door de Duitsers opgepakt te worden. Toen in september 1944 de landelijke spoorwegstaking uitbrak, kwamen daar ook nog stakende spoorwegmensen bij.

Hoeveel onderduikers in Bergh gezeten hebben, zal wel nooit iemand te weten komen. Alleen al in Vinkwijk, Wijnbergen, Braamt en Zeddam waren het er ongeveer 340.

Al deze onderduikers moesten een schuilplaats hebben en te eten krijgen. Aangezien in de oorlog steeds meer levensmiddelen op de bon waren, moesten er voor de onderduikers bonkaarten gestolen of nagemaakt worden. Hetzelfde gold voor persoonsbewijzen en andere documenten. Voor dit alles was veel geld nodig.

Geleidelijk aan ontstonden er in het land plaatselijke en regionale groepen die zich bezig hielden met onderduikers. In februari 1943 sloten al deze groepen zich aaneen tot de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers, kortweg de LO. De meeste verzetsmensen in Bergh hebben op een of andere wijze voor de LO gewerkt. Zij vielen onder hun plaatselijke commandant, die op zijn beurt zijn orders ontving van Jan Houtsma, vanaf begin 1944 commandant van het rayon Doetinchem. Ook waren er belangrijke contacten met de Groep Cappetti in Ulft.

Valse papieren

Dit door Schuurman vervalste document gaf vrijstelling van de Arbeitseinsatz. Personen die van het verzet zo'n formulier gekregen hadden, moesten direct naar huis (of elders) vertrekken. (Bron: collectie Clemens Berntsen)

Het Berghse verzet had de beschikking over valse papieren die bij de familie Schuurman in Didam gemaakt werden. Daar waren Duitse stempels in huis en apparatuur om handtekeningen te vervalsen. Zo kon bijvoorbeeld een formulier nagemaakt worden, waarop stond dat de houder ervan door een Duitse arts was afgekeurd. OT-werkers konden met zo’n bewijs naar huis gaan, of beter gezegd, ze moesten naar huis gaan, want met zo’n bewijs op zak konden ze niet meer in Bergh blijven.

Een andere vervalsing vrijwaarde de houder van inbeslagname van zijn fiets of zijn paard en wagen. Er stond op dat hij bij de aanleg van verdedigingswerken werd ingezet, zodat inbeslagname in tegenspraak zou zijn met de Duitse interessen.

Hulp aan piloten

Sommige bemanningsleden van neergeschoten geallieerde vliegtuigen wisten levend aan de grond te komen, en hadden het geluk door het verzet opgevangen te zijn voor ze in de handen van de Duitsers vielen. Deze piloten (zoals ze meestal aangeduid werden, ook al waren ze boordschutter of navigator) waren in eerste instantie onderduikers, en kregen een schuilplaats, voedsel en zo nodig medische hulp. Maar zodra het mogelijk was, werd geprobeerd hen via een escape line, die vaak via Spanje en Gibraltar liep, naar Groot-Brittannië terug te voeren. Het verzet in Bergh had hiervoor de nodige contacten.

Spionage

Het verzet verzamelde voor eigen gebruik of om aan de geallieerden door te spelen allerlei informatie over wat de Duitsers hadden, deden en van plan waren. In Bergh was spionage vooral in de laatste maanden van de oorlog belangrijk, toen het front dichterbij kwam. De geallieerden waren erg geïnteresseerd in troepenverplaatsingen, geschutsopstellingen en dergelijke aan de Duitse kant van het front. Om die informatie te krijgen, konden de geallieerden luchtfoto's maken. Daarnaast werden er op verzoek van generaal Miles Dempsey, commandant van het Britse 2e Leger, achter het front zogenaamde telposten ingericht. In de Achterhoek waren er vijfentwintig, waarvan de post in het ouderlijk huis van Clemens Berntsen er een was. De ondergedoken Duitse soldaat Hans Reichel bleek hierbij van grote waarde, omdat hij alles wist over de diverse voertuigen en de letters, cijfers, emblemen en andere aanduidingen die daar op stonden. Dankzij de informatie die Berghse verzetsmensen leverden, konden de geallieerde luchtmacht en artillerie gerichte beschietingen uitvoeren.

Soms konden de waarnemingen telefonisch worden doorgegeven. Verzetsleider Jan Houtsma bijvoorbeeld beschikte over een telefoon omdat zijn vader huisarts was. Vaker moesten de gegevens in code opgeschreven worden en per koerier weggebracht worden. De laatste schakel tussen het verzet en de geallieerden was kapitein Höpink. De exacte code is niet meer bekend, maar Clemens Berntsen herinnert zich dat het idee als volgt was:

A = naar het front
B = van het front

Daarna werden met kleine letters verschillende rubrieken aangegeven. In totaal waren er zo’n zestien rubrieken:
a = Wehrmacht Heer
b = Wehrmacht Luft
c = Kriegsmarine
d = SS
e = Rode Kruis
f = tanks
en zo voorts.

Op een papiertje kon dus staan:
A a-400. d-25. e-10. f-5.
B a-20. d-100. f-10.

Dit betekende dat er die dag 400 Wehrmachtsoldaten, 25 SS’ers, tien Rode Kruismensen en vijf tanks naar het front waren vertrokken, en twintig Wehrmachtsoldaten, honderd SS’ers en tien tanks van het front waren teruggekeerd.

Illegale pers

Onder illegale pers worden meestal ondergrondse kranten verstaan die regelmatig verschenen, of althans de bedoeling hadden regelmatig te verschijnen. Zulke periodieken zijn er in Bergh niet uitgegeven, maar wel verspreid. Van de landelijke illegale pers werden in Bergh onder andere Vrij Nederland en Trouw gelezen. Veel jonge verzetsmensen zijn begonnen als bezorger van een illegale krant. Op onregelmatige basis zijn er brieven en pamfletten vermenigvuldigd (overgeschreven, overgetypt of gedrukt) en verspeid die de bezetter niet welgevallig waren.

Gewapend verzet

Hierbij moet men niet denken aan groepen gewapende verzetsmensen die vanuit schuilplaatsen in het bos aanvallen op Duitse eenheden uitvoerden. Het ging echter wel om activiteiten die door gewapende verzetsmensen werden uitgevoerd, maar waarbij lang niet altijd geschoten werd. Net als het ongewapende verzet, raakte het gewapende verzet steeds beter georganiseerd. De LO richtte in augustus 1943 de Landelijke Knokploegen (LKP) op. De Knokploegen waren de gewapende arm van de LO. Zij voerden overvallen uit op distributiekantoren om aan bonkaarten te komen, bevrijdden gevangengenomen verzetsmensen, pleegden sabotage aan spoorlijnen en dergelijke. De scheiding tussen de LO en LKP was natuurlijk niet altijd even duidelijk. Tot het gewapend verzet kan ook de liquidatie gerekend worden, het doodschieten van een verrader of infiltrant in de gelederen van het verzet. Het gewapend verzet werd door de geallieerden vanuit de lucht van wapens voorzien.

Naast de LKP waren er ook nog andere gewapende verzetsorganisaties als de Raad van Verzet en de Ordedienst. Op 5 september 1944 werden de diverse gewapende verzetsgroepen samengevoegd tot de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.

Nationaal Steun Fonds

Ter financiering van de vele vormen van verzet is in de laatste twee oorlogsjaren het Nationaal Steun Fonds (NSF) actief geweest. Dit was een illegale organisatie, uniek in bezet Europa, die bestond uit een landelijk netwerk van mensen die geld inzamelden en geld distribueerden. Bij de inzameling werden door banken en financiële instellingen allerlei trucs gebruikt, en bij de Nederlandsche Bank werd zelfs de grootste fraude uit de Nederlandse geschiedenis gepleegd. Tientallen miljoenen guldens werden er zo voor het verzetswerk vergaard, dat door koeriersters (het waren doorgaans jonge vrouwen) door het land werd verspreid. Er was misschien aan veel gebrek, maar niet aan geld.

De grootste uitgave van het NSF was vanaf september 1944 de doorbetaling van de maandlonen van de stakende spoorwegmensen. De leiding van de NS had dit tijdens illegaal overleg met het NSF bedongen als voorwaarde om tot staking over te gaan.

In 1947 kregen vele medewerkers van het NSF een herdenkingstegel uitgereikt. De ontwerper, de Amsterdamse tekenaar Jan Rot (18921982), had ook koerierswerk voor het NSF verricht. De tegel van 20,2 x 14,3 cm is door de N.V. Koninklijke Delftsch-Aardewerkfabriek "De Porceleyne Fles" in Delft geproduceerd. Op de achterkant zit een etiket met een beschrijving van de afbeelding op de voorkant, en is tevens de naam van de ontvanger ingevuld, met de plaats en datum van de uitreiking en de handtekening van het NSF-districtshoofd.

De hier afgebeelde tegel is op 29 maart 1947 uitgereikt aan Wim Moorman. Dit was een postume uitreiking, want Wim is op 22 januari 1945 door de Duitsers terechtgesteld. Hoe de uitreiking heeft plaatsgevonden, kon niet meer worden achterhaald. Aangenomen kan worden dat ook andere leden van het Berghse verzet een exemplaar van deze tegel hebben gekregen, wellicht ook op 29 maart 1947.

Het NSF werd op 4 november 1953 opgeheven.

De NSF-herdenkingstegel
Het etiket op de achterkant met de naam van Wim Moorman

Enkele algemene bronnen


Het verzet in Bergh

Azewijn

Er vormde zich in Azewijn snel een kleine verzetsgroep (Escape-Groep), die bestond uit Leo Kempers, Berend Geerling, Gradus te Dorsthorst (politieman in Azewijn), Joep Garben, Teun Hettelaar en Hein Reijers.

Terwijl Aagje Garben voor het levensonderhoud zorgde, hielden de mannen zich voornamelijk bezig met de aan- en afvoer van geallieerde piloten en onderduikers. Het dorp lag in de aanvliegroute van de Geallieerde vliegtuigen naar de industrieën van het Ruhrgebied en er vonden boven het dorpje heel wat luchtgevechten plaats. De neergeschoten piloten werden opgespoord en verzorgd door Teun, Berend, Leo, Joep en Hein, terwijl Te Dorsthorst als uitkijkpost fungeerde. Op deze manier werd een groot aantal piloten, ondanks de scherpe kontrole van de Duitsers, veilig onderdak gebracht op de boerderij van Joep en Ag.

Ter ere en nagedachtenis van allen die in het Azewijnse verzet actief zijn geweest, is op 1 april 2021 het Verzetsmonument Azewijn onthuld.

Beek en Loerbeek

Enkele kopstukken van de Beekse illegale ploeg: de wachtmeesters Herman Ankoné en J. Leitink en de heren Toon Neijenhuis, W. van Galen, Clemens Berntsen en Wim Moorman. Vanaf eind september 1944 heeft ook de Friese onderduiker Karel Adriaens een aantal maanden meegewerkt.

De groep Beek had een schuilplaats in het stro op de zolder van een schuur van de vader van Clemens Berntsen in Loerbeek. Daar stond een illegale radio, en de ruimte werd gebruikt als tijdelijk logeeradres voor onderduikers en verzetsmensen. De groepsleden sliepen er zelf ook wel als er onraad dreigde. Een gedeserteerde Wehrmachtsoldaat, en de boordschutter van een neergeschoten Britse Lancaster bommenwerper hebben er vanaf de herfst van 1944 voor langere tijd verborgen gezeten.

Ook kreeg de Beekse groep te maken met een verrader uit Limburg. In overleg met Jan Houtsma in Doetinchem werd besloten hem te executeren, hetgeen gebeurde. Herman Ankoné en Wim Moorman maakten een rapport op van het gebeurde.

Bij H. Clerx is op 1 oktober 1944 "zonder verlof" de jood Nathan Mendels in de tuin begraven. Mendels was een natuurlijke dood gestorven.

's-Heerenberg

Voor de oorlog al hielp Jan Vermeulen Joodse vluchtelingen uit Duitsland en door Duitsland bezette landen via het Grenskanaal naar Nederland te ontkomen. Hij werkte daarbij nauw samen met Benjamin Straus, de vader van Harry.

De 's-Heerenbergse illegale ploeg bestond uit Antoon Eijkholt, Broer Hieltjes, Gerrit Holleman, wachtmeester Jansen en onderluitenant Sterrenburg. Later was ook pater Serrarens actief.

Lengel

Op de boerderij De Korenhorst van de familie Fr. Bus waren personen van allerlei pluimage gehuisvest: ondergedoken politiemensen, een K.P.-ploeg van het verzet uit Rotterdam, een Falsificatieclub van de Binnenlandse Strijdkrachten, plus nog zeker vijftig evacués, studenten en onderduikers. Een van de actieve verzetslieden was de oudste zoon Antoon.

Stokkum

Broer Hieltjes uit 's-Heerenberg regelde onderduikadressen in Stokkum.

Het echtpaar Polman kreeg in 1982 een onderscheiding voor de hulp die het in de oorlog aan onderduikers gaf. Een onderduiker uit Almelo hield zich vaak verborgen in het lijkhuisje op het kerkhof als het bij Polman te gevaarlijk werd. ('Ze zeggen...' feiten en vertellingen uit Bergh en omgeving, blz 52.)

Vinkwijk

Op de boerderijen in Vinkwijk waren veel onderduikers. Bij landbouwer H. Kock in Vinkwijk zat een Russische onderofficier ondergedoken.

Wijnbergen

Op de Bluemerhoeve verborg de familie Bodt Joodse onderduikers. Toen de Candadezen oprukten gingen de onderduikers hen tegemoet. Dwangarbeiders uit Beltrum(?) die er genoeg van hadden, werden met een bootje het Waalse Water overgezet.

Zeddam

Het dorp Zeddam is in het begin van de Tweede Wereldoorlog meermalen Klein Engeland genoemd. En niet ten onrechte. Daar waren de eerste haarden van verzet en sabotage.

Dominicus Ettema, onderdirecteur van de zuivelfabriek, stichtte met onder meer Antoon Helmes een verzetsgroep voor hulp aan onderduikers. Deze groep infiltreerde in diverse organisaties en overheidsdiensten in de gemeente Bergh. Andere leden van de groep waren waarschijnlijk broer en zus Tonny Pas en Toos Pas en de gebroeders Gerrit en Henk van Raay. Andere Zeddammers, zoals Theo Pas, waren geen lid van de verzetsgroep, maar verzetten zich waar mogelijk wel tegen de bezetter.

Ettema is opgepakt en in een concentratiekamp omgekomen. Er is een straat naar hem genoemd.

Het is volgens Antoon Helmes de grootste dienst, die het verzet aan Zeddam bewezen heeft, dat het gezorgd heeft, dat de chaos van de bevrijding niet gebruikt kon worden om oude rekeningen te vereffenen.

En elders

Elders in Nederland zijn verzetsmensen actief geweest die waren geboren in Bergh.

Bronnen Bergh