Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Frederik II van den Bergh

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 4 jun 2022 om 10:38 (Bronnen: cat)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Achtste heer van Bergh

Frederik II van den Bergh was van 1312 tot zijn dood in 1331 de achtste heer van Bergh. De naam Frederik kwam in het geslacht Van den Bergh vaker voor. Klik hier voor een overzicht.

Hij was de opvolger van zijn vader Adam II van den Bergh. Zijn moeder was Hedwig van Randerode. Omstreeks 1305 trouwde hij met Elisabeth van Millen, dochter van Willem II van Millen, heer van Wickrath en Grebben, en Catharina van Boxtel.

Van heer Frederik zijn vier kinderen bekend:

  • Adam, die zijn vader opvolgde.
  • Willem, die zijn broer Adam opvolgde
  • Frederik, heer van Grebben
  • Justina, die in 1339 trouwde met Johan van Zuylen tot Anholt

Heer van Etten en Gendringen

In 1341 beleende de aartsbisschop van Keulen, Walram van Gulik (13321349), heer Frederiks zoon Adam met de hoge en lage jurisdictie in Etten en Gendringen, het collatierecht en de tienden van de kerk van Gendringen, de gruit en de munt aldaar, enige vazallen van de kerk van Keulen wonende tussen Kleef en Xanten, en de tienden in Hanselaer. De leenbrief vermeldt dat heer Frederik ook al met deze rechten beleend is geweest. Hoewel oudere leenbrieven dan die van aartsbisschop Walram niet bewaard zijn gebleven, kan geconcludeerd worden dat heer Frederik al heer van Etten en Gendringen was. De rechten van Etten had hij óf zijn vader heer Adam II in het begin van de 14e eeuw gekocht van ene heer Stephanus van Hese. Met de belening van 1341 voegde aartsbisschop Walram de heerlijkheden Etten en Gendringen juridisch samen tot één geheel.

Op 7 november 1346, toen Frederiks zoon Adam als heer van Bergh was, gaf aartsbisschop Walram toestemming de gruit en de munt over te brengen naar 's-Heerenberg. Op 11 november bevestigde Adam dat hij deze rechten in 's-Heerenberg zou uitoefenen gelijk zijn vader Frederik had gedaan. Deze woorden duiden erop dat heer Frederik beide rechten al voor zijn dood in 1331 in 's-Heerenberg had uitgeoefend. De toestemming van aartsbisschop Walram in 1346 lijkt dus eerder de bevestiging van een bestaande situatie dan een nieuw besluit. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat in Gendringen ooit Berghse munten geslagen.

Bergh soeverein

In 1319 ontving heer Fredrik van de graaf van Gelre de verklaring dat Gelre nooit het recht had gehad in Bergh belasting te heffen en ook nooit zou trachten dat recht uit te oefenen. Deze verklaring is eeuwenlang door de heren en daarna de graven van Bergh gebruikt om tegenover Gelre te bewijzen dat het Land van den Bergh soeverein is.

Zijn overlijden

Heer Frederik overleed op 20 juni 1331 in Kirchhellen (Kerkhellen) bij Recklinghausen. Er zijn twee bronnen bekend waarin zijn dood, net als die van zijn vrouw, wordt vermeld: in het aldt boecksken, dat wordt bewaard in het archief van Huis Bergh, en in het Necrologium van Elten, dat deel uitmaakt van de kunstverzameling van Huis Bergh.

Het aldt boecksken

Het aldt boecksken is een 15e-eeuws afschrift van een verloren gegaan register met een lijst van overleden heren van Bergh en hun familieleden. De lijst begint met de bede In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, amen. Hierna volgt als vierde, in een mengsel van Middelnederlands en Latijn, de vermelding van Frederiks overlijden. Als jaar van overlijden staat er 1321 in plaats van 1331:

Anno domini MCCCXXI bleeff doet her Frederik, heer ten Berghe, toe Kerckhelle, ipso die Rufinae martiris, prima die ante Albani martiris.

Frederiks sterfdag 20 juni was (toen) de naamdag van de martelares Rufina, een dag voor de naamdag van de heilige Albanus van Mainz.

Het Necrologium van Elten

De vermelding in het Necrologium van Elten is bijzonder, omdat dit dodenboek slechts zeven telgen uit het geslacht Van den Bergh vermeldt. Naast heer Frederik II en zijn vrouw, zijn dit zijn zus Ermgard, zijn zoon Willem en verder Aleydis, Frederik en Heilwich van den Bergh, vermoedelijk alle drie buitenechtelijke kinderen van zoon Willem.

Ermgard was van 1334 tot 1365 abdis van het Stift Elten en daarmee waarschijnlijk de reden dat heer Frederik en de andere vijf Van den Berghs in het dodenboek vermeld staan. Frederik overleed weliswaar drie jaar voor zijn zus abdis werd, maar zij kan toen al als kanunnikes ingetreden zijn. Frederiks vrouw overleed in 1355, tijdens de regering van haar schoonzus Ermgard.

Heer Frederik staat vermeldt op XV Kal Jul. (17 juni), drie dagen eerder dan de datum in het aldt boecksken. Wellicht is 17 juni de dag waarop hij in Kirchhellen overleed en 20 juni de dag waarop hij begraven werd. Gezien de vermelding in het Necrologium zal dit in het Stift Elten hebben plaatsgevonden. De tekst luidt:

o[biit] D[omi]n[u]s Fredericus D[omi]n[u]s de monte nobilis q[ui] cont[ulit] ann[uatim] de x marcis in aeswen, campanis ut uni pers[one] j marc[a]
stierf heer Frederik edele heer van Bergh die jaarlijks tien mark aan Azewijn gaf, klokken (luiden) voor een persoon 1 mark.

Voor heer Frederik werden in het Stift Elten blijkbaar geen herdenkingsmissen opgedragen, maar werd hij tegen betaling van 1 mark overluid. Er staat niet bij hoelang, wanneer en hoe vaak de kerkklokken voor hem geluid werden.

Voogdij over zijn kinderen

Heer Frederiks kinderen waren bij zijn overlijden nog minderjarig. Hun oom Evert van Heeckeren tot Ulft, echtgenoot van hun vaders zus Mechteld, werd toen als hun voogd aangesteld.

Bronnen