Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Bovendorpsstraat 9
Inhoud
Beschrijving
Het woonhuis met het adres Bovendorpsstraat 9 in Zeddam is sinds 17 april 2001 een gemeentelijk monument (nr. 5).
Het pand vormt een goed voorbeeld van een rijk gedetailleerd laat-negentiende-eeuwse villa in eclectische stijl (een combinatie van verschillende bouwstijlen). De villa valt op door de bijzondere detaillering, zoals de gepleisterde pilasters en gepleisterde decoraties rond de vensters, inclusief de lateien. Samen met de overige historische bouwwerken in het gebied rond de r.-k. kerk vormt de villa een karakteristiek ensemble.
Het adres is door de jaren heen vaak veranderd:
In 1812 was het Zeddam nr. 31, daarna nr. 33, nr. 37, nr. 38, rond 1935 nr. 45 en vanaf 1 augustus 1948 is het Bovendorpsstraat 9.
Het huis door de jaren heen:
De Bovendorpsstraat in het begin van de 20e eeuw. V.l.n.r. Brinks, Reintjes, Pas, en aan de overkant van de weg de toenmalige pastorie van de protestantse kerk.
De jaarlijkse veulen- keuring in Zeddam op 9 juli 1940 met Villa Reintjes op de achtergrond. De foto staat ook in De Graafschapbode van 10 juli 1940.
Bouwtekening gezusters Reintjes 1895.
Architect H.J.L. Ovink senior te Doetinchem, aanneemsom fl. 9000. Bron: ECAL
Bewoningsgeschiedenis
Anton Metz, een voormalige bewoner, vertelt:
Het huis Bovendorpsstraat 9 te Zeddam is een prachtig gebouw uit het einde van de negentiende eeuw. Sinds 2001 is het een gemeentelijk monument. Op deze plek treffen wij opvallende bewoners aan, zoals de oprichters van Varwijks timmerfabriek, de stichter van Wolkenland en de zusters augustinessen. Begin 19e eeuw was het een boerderij, 150 jaar later huisvestte de villa een dierenartsenpraktijk, het kantoor van een broedmachinefabriek en een tandartsenpraktijk.
Wij hebben er met ons gezin rond 1970 tien jaar gewoond en vonden onlangs in onze privécollectie een foto van het pand met nog de oorspronkelijke uitstraling. Deze foto wilden wij met de lezers delen en dit is tevens de aanleiding de bewoningsgeschiedenis uit te zoeken.
De naam “Villa Reintjes” had ik nooit eerder gehoord; ik vond deze op een ansichtkaart uit 1913. Het lijkt mij een passende en praktische naam om in dit verhaal te gebruiken.
Villa Reintjes
Huizen en perceel
Een plek pal tegenover de kerk is aantrekkelijk voor een woning of een café. De kerk in Zeddam wordt al genoemd in 1145. Er zullen al vroeg huizen rond de kerk zijn geweest. Zeker is, dat er op het terrein van Villa Reintjes in 1650 twee huizen staan.
De eerste kadasterkaart van 1832 laat zien, dat de bouwplaats “Villa Reintjes” is ontstaan door het samenvoegen van twee percelen, die naast elkaar aan de Bovendorpsstraat liggen.
A. Op de hoek met de Kerkweg ligt het kadastrale perceel E 578/577. Dit is van Gradus Schnitzler. Zijn huis staat pal aan de Bovendorpsstraat over de volle breedte van het terrein.
B. Daarnaast, iets hoger aan de Bovendorpsstraat, ligt het kadastrale perceel E 579/580 van de familie Varwijk. Hun huis was vastgebouwd aan dat van Schnitzler en stond ook op de rand van de straat. Er moet een flink achterhuis aan gezeten hebben, daar Cornelis Varwijk een behoorlijke boerderij had. Het hele perceel was 2090 m² groot en werd later door vererving in tweeën gesplitst. Beide delen werden resp. in 1885 en in 1887 verkocht aan Gradus Pas. Deze verkoopt in 1895 het hele pand met een gedeelte van het erf ter grootte van 1365 m² aan de dames Reintjes. Hij trekt de grens met zijn eigen terrein recht en houdt aldus 725 m² voor zichzelf over aan de transactie.
De bewoners vóór 1900
Van beide huizen zijn de bewoners bekend vanaf 1650; zij worden beschreven in Bergh; Heren, Land en Volk. Vanaf 1775 zijn de bewoners relevant voor ons verhaal.
A. In 1775 trouwde Gerhard Schnitzler in bij het huis op de hoek met Margaretha Jansen. De opeenvolgende generaties Schnitzler waren eigenaar en bleven er wonen tot zij in 1895 hun huis verkochten.
B. In het andere huis kwam de familie Varwijk.
1. Meester-timmerman Cornelis Varwijk (1736–1806) kocht dit huis in 1776. Hij trouwde in 1768 met Berendina Dieker (1733–1797) uit Zeddam. Dit paar kreeg zes kinderen.
Cornelis Varwijk was een gefortuneerd man. Hij kocht regelmatig een stuk land en was een van de grootste veehouders in Zeddam. Hij leek meer boer en handelaar dan timmerman.
2. Zijn opvolger was de jongste zoon Engelbert (Bart) Varwijk, ook meester-timmerman. Bart Varwijk (1773–1835) trouwde in 1797 met Wilhelmina Stel (1772–1852) uit Zeddam. Zij kregen zeven kinderen.
Bart Varwijk heeft veel meer timmerwerk verricht dan zijn vader. Talrijke rekeningen en andere bewijzen daarvan zijn bewaard gebleven. Hij heeft vooral ook veel herstelwerk en onderhoud van de kerk gedaan. Zijn naam en jaartal staan ingesneden in een balk boven in de toren.
Daarnaast was Bart Varwijk lid van de Landstorm en rotmeester (een soort wijkhoofd) van de helft van Zeddam.
Tenslotte was hij ook boer. In 1805 kocht hij in Azewijn een weide en van het Huis Bergh had hij land in pacht. Bij de start van het kadaster in 1832 bezat hij in Zeddam twee huizen met erf en tuin en zes perceeltjes bouwland in het Vinkwijkse veld.
Het achterhuis van de boerderij zal tevens als werkplaats hebben gediend. Het timmerwerk gebeurde doorgaans op locatie en grote machines had men nog niet.
Bart Varwijk overleed in 1835. Zoon Jan Varwijk, ook meester timmerman, zette het timmerbedrijf voort.
Jan Varwijk (1804–1876) trouwde in 1838 met Gerarda Steintjes. Zij gingen niet op het ouderlijk huis wonen, maar eerst tijdelijk op het terrein van Kaak aan de Huttenstraat (nu Ettemastraat). Zij kregen een talrijk nageslacht. Zij zijn de stamouders van Gerrit en Frans Varwijk.
De familie Varwijk kocht in 1842 het huis van de koopman Levi aan de Kerkweg. Jan Varwijk verhuisde daar met zijn gezin naartoe en bouwde er ook de werkplaats bij. Hij had daar de ruimte, want het pand lag naast een stukje bouwland, dat al in bezit was van de familie. Het is de plek van de latere timmerfabriek.
3. Op het ouderlijk huis bleven achter de weduwe Varwijk-Stel en haar nog ongehuwde kinderen Aleida Maria en Cornelis.
Op 20 juni 1845 ging Aleida Varwijk naar 's-Heerenberg en verhuisde de weduwe Varwijk naar het huis Zeddam nr. 64, waar zij introk bij haar dochter Theodora, getrouwd met Jan Berndsen. Cornelis Varwijk bleef hier voorlopig wonen.
Op 26 augustus 1851 kwam de notaris naar Zeddam. Willemina Varwijk-Stel maakte haar testament op; het vaderlijk erfdeel was al eerder verdeeld. Willemina Stel overleed op 23 januari 1852.
Het ouderlijk huis met tuin werd voor de helft toebedeeld aan Aleida Maria Varwijk en voor de andere helft aan Berendina Varwijk, gehuwd met Jan te Baaij in Emmerik. Op 23 februari 1857 verkocht Berendina haar deel aan haar broer Jan Varwijk.
Jan Varwijk erfde het huis met de werkplaats aan de Kerkweg, dat al door hem bewoond werd en dat ook tot de nalatenschap behoorde. Hij erfde ook de perceeltjes bouwland links en rechts van de Kerkweg.
Van het ouderlijk huis werden twee wooneenheden gemaakt.
4a. De ene helft werd eerst nog bewoond door Cornelis Varwijk. Hij ging op 27 maart 1853 als kostganger naar de familie Buiting te Wehl. Hij overleed op 21 januari 1866 te Utrecht op de leeftijd van 59 jaar.
4b. De andere helft werd per 1 mei 1847 verhuurd aan Wolterus Theodorus Wouters, geboren in 1811, onderwijzer. Hij woonde hier tot 1855 samen met zijn vrouw en zijn zus.
Wouters was geen onbekende in Zeddam; hij was onder meer lid van het Sint Oswaldusgilde.
5a. Aleida Maria Varwijk (1810–1886) trouwde in 1858 te Bergh met de commies Henricus Tangelder (1807–1884) uit Terborg. Zij bleven eigenaar van de helft van het ouderlijk perceel. Zij kregen geen kinderen. Na het overlijden van haar man verkocht Aleida Varwijk op 24 januari 1885 haar deel van het huis aan buurman Gradus Pas.
5b. De andere helft werd in 1855 verhuurd aan de metselaar Rutgerus Harmsen. Hij woonde er tot zijn overlijden in 1896.
In 1873 droeg eigenaar Jan Varwijk bij leven deze helft van huis en erf over aan zijn zoon Bart Varwijk jr. (een kleinzoon van de oude Bart). Toen deze op 20 januari 1885 op 45-jarige leeftijd overleed, werd dit deel door zijn erfgenamen bij openbare verkoop op 19 januari 1887 ook verkocht aan Gradus Pas.
De komst van de zussen Reintjes
Peter Heinrich Marcus Reintjes, geboren op 25 april 1828 te Hüthum, was sinds 1857 boer op De Korenhorst te Lengel, een boerderij van bijna 70 ha. Reintjes kwam uit Duitsland; hij weidde ook ieder jaar nog vee in Hüthum.
Peter Heinrich Reintjes en zijn vrouw Maria Theresia Lensing haddem drie kinderen:
1. Mechtildis Hendrina Maria, geboren op 24 december 1858
2. Heinrich Gerhard, geboren op 9 augustus 1860
3. Wilhelmina Maria Hendrina, geboren op 24 juli 1862
Op 25 februari 1879 kwam de zoon en beoogd opvolger Heinrich Gerhard Reintjes te overlijden, pas 18 jaar oud. Op 8 januari 1887 overleed ook vader Peter Heinrich Reintjes, 58 jaar oud. Op 27 augustus 1894 overleed moeder Maria Theresia Lensing.
De twee meisjes Mechtildis en Wilhelmina, respectievelijk 36 en 32 jaar oud, erfden deze grote hoeve en besloten de Korenhorst te verkopen. De openbare verkoop vond plaats op 10 april 1895 (de inzet) en op 24 april 1895 (de toeslag) in 16 percelen. Een aantal percelen werd niet gegund, maar later alsnog onderhands verkocht. In het voorjaar 1896 was er een openbare veiling van de inboedel.
Op 6 mei 1895 kochten Mechtilda Reintjes en Wilhelmina Reintjes van Gradus Pas te Zeddam een huis tot twee woningen ingericht, met erf en tuin, samen groot 1365 m². De koop geschiedde voetstoots voor de prijs van 1400 gulden. De zussen kochten ook het eraan vast gebouwde huis met erf en tuin, samen groot 1280 m², van de familie Schnitzler. Zij lieten alle gebouwen slopen en bouwden op het aldus ontstane terrein van 2645 m² een nieuw huis, het pand dat er nu nog staat. De serre hadden zij van de boerderij de Korenhorst meegenomen en aan hun nieuwe huis laten aanbouwen. Op 1 juni 1896 verhuisden zij naar hun nieuwe villa Zeddam nr. 37.
De zussen Reintjes hebben vijftien jaar samen op deze plek gewoond. Over Wilhelmina Reintjes is weinig bekend. Zij overleed op 30 maart 1911 te Kleef. Mechtilda Reintjes was actief in het dorp. In 1901 was zij presidente van de Sint Elisabeth Vereniging, afdeling Zeddam, opgericht in 1890 door de toenmalige pastoor Leijser. Iedere donderdag kwamen de leden, meest ongehuwde dames, na de ochtendmis bijeen om kleding te maken voor de armen. In 1912 was zij nog steeds presidente. Ook heeft zij aanzienlijk bijgedragen aan de bouw van het Gerardus Majella Gesticht, dat rond 1910 is opgericht voor de verzorging van zieken en bejaarden.<br| Mechtilda Reintjes overleed op 24 april 1913 te Zeddam. Zij was draagster van het erekruis Pro Ecclesia et Pontifice.
Een maand na haar overlijden ging dienstbode Catharina Steenbreker weg en kwam het huis leeg te staan. Die zomer verbleven er korte tijd twee familieleden Reintjes in het huis: Therese Reintjes (20 jaar) en Mathilde Reintjes (16 jaar), dochters van een neef van de overledene uit Kleef.
Op 15 mei 1913 maakte notaris Van Romondt te Didam de inventaris op van de nalatenschap van Mechtilda Reintjes. Er werden negentien erfgenamen genoemd, allen neven en nichten of hun nakomelingen; tante-zeggers had zij niet.
De erfgenamen:
- Jacobus Johannes Wessels, landbouwer te Netterden, executeur-testamentair.
- Zuster Johanna Reintjes, religieuze te Amersfoort.
- Zuster Catharina Wessels, religieuze te Amersfoort.
- Antoon Capellen, ingenieur, wonende te Keulen, in gemeenschap van goederen gehuwd met Maria Wessels.
- Zuster Agnes Wessels, religieuze te Zenderen.
- Gerhard Wessels, assistent-generaal van de paters karmelieten te Rome.
- Gerhard Reintjes, koopman te Kleef.
- Peter Reintjes, zonder beroep, wonende te Hüthum.
- Theodoor Reintjes, koopman te Kleef.
- Maria Cremer, onderwijzeres te Keulen-Nipper.
- Mathias Cremer, student te Bonn.
- De minderjarige Therése Cremer.
- De minderjarige Paula Cremer.
- Friedrich Reintjes, steenfabrikant te Hüthum.
- Theodoor Wessels, koopman te Kleef.
- Wilhelm Lensing, grondeigenaar te Hüthum.
- Felix Lensing, grondeigenaar te Hüthum.
- Carl von Dreveldt, grondeigenaar te Voorthuizen bij Elten, in gemeenschap van goederen gehuwd met Maria Lensing.
- Susanna Lensing, zonder beroep wonende te Kleef.
Zij legateerde:
a. Aan het kerkbestuur van de RK parochie Zeddam het huis met erf en tuin door haar bewoond en daarboven een som van 6.000 gulden voor het verzorgen van heilige missen en jaargetijden voor de zielerust van de overledene en haar familie, zoals nader in het testament is bepaald.
b. Aan het armbestuur van de r.-k. parochie Zeddam een som van 11.000 gulden, waarvan 5.000 gulden te besteden voor het Gast- of Ziekenhuis Majella, 1.000 gulden voor de Sint Elisabeth vereniging en het overige voor de werkverschaffing en het ondersteunen van schoolgaande kinderen en bejaarden.
c. Aan hetzelfde Armbestuur 5.000 gulden met de bedoeling de jaarlijkse rente te besteden aan de wijkverpleging door de zusters van het Majella-huis.
d. Aan haar petekind Mathilde Reintjes een som van 1.000 gulden.
e. Aan Josepha Reintjes, petekind van haar overleden zus Wilhelmina, een som van 1.000 gulden.
f. Aan Therese Cremer een som van 1.000 gulden.
g. Aan haar dienstbode Kaatje Steenbreker een som van 1.000 gulden, plus 25 gulden voor ieder jaar, dat zij bij haar in dienst geweest is.
Al deze legaten dienden binnen zes maanden na haar overlijden te worden uitgekeerd, vrij van kosten en successierechten.
De inventarisatie: 1. De taxatie van de inboedel kwam uit op een bedrag van 3.579,50 gulden (zij bezat een piano van 300 gulden en goud en zilver ter waarde van 889,50 gulden). Dit minus de begrafeniskosten van 1.122,50 gulden, zodat overbleef 2.457 gulden. 2. Al haar vorderingen en spaargelden plus de aanwezige contanten bedroegen samen 92.160,86 gulden.
Dit bracht de waarde van de gehele nalatenschap op 94.617,86 gulden, exclusief het huis. Hiervan was 26.250 gulden per testament toegekend, zodat de erfgenamen samen nog ruim 68.000 gulden te verdelen hadden.
Een gulden had in 1913 de waarde van € 12 in 2021. De nalatenschap van Mechtilda Reintjes bedroeg dus in hedendaagse valuta uitgedrukt het bedrag van ruim € 1.035.000,00. Daarboven kwam nog de waarde van de kapitale villa met erf en tuin.
In De Graafschapbode van 14 oktober 1913 srtond een oproep aan eenieder, die iets te vorderen had van of verschuldigd was aan de nalatenschap van mej. M.H.M. Reintjes te Zeddam, zich te melden ten kantore van notaris Romondt te Didam.
Een reeks huurders
Het parochiebestuur ging het huis verhuren.
I. Op 15 april 1914 kwam hier wonen Leeb (Liebrecht) Garschagen, geboren op 18 december 1873 te Siegburg, samen met zijn moeder en zijn zuster Marie. Zijn vader was predikant van de Duits Lutherse gemeente in Nijmegen.
Leeb studeerde theologie en kunstgeschiedenis en werd kunstschilder. Hij leed aan malaria en zocht een plaats om gezond te kunnen leven. Daartoe kocht hij een perceel bos in het Korterbos onder Beek. Hij wilde daar een landhuis bouwen, waarvoor hij in 1917 een vergunning aanvroeg. Het plan was te duur. Een paar maanden later vroeg hij permissie voor een goedkoper houten huis, Wolkenland genaamd. De Varwijks bouwden dit voor hem. Hij verliet Zeddam in 1917 en ging op Wolkenland wonen.
Daarna werd het huis nog uitgebreid, maar Garschagen vertrok toch op 30 september 1921 naar de omgeving van Aken. Wolkenland werd toen verkocht aan freule Amelia Brantsen uit Angerlo. Zij maakte er een echt landhuis van. In 1931 ging ook zij weg en verkocht Wolkenland aan “de Vereeniging het Amsterdams Lyceum.” Het is nu nog steeds het school-buitenhuis van dit lyceum.
II. Op Villa Reintjes kwamen in 1917 Cornelis Betlem, bedrijfsleider, geboren op 16 juli 1869 te Koog a/d Zaan, en zijn vrouw Maria Sluiter, samen met hun kinderen Immetje Cornelia, Theodora en Cornelis Bernardus en zijn vader Cornelis Betlem. Zij kwamen uit Zwijndrecht; zoon Cornelis Bernardus ging in 1918 terug naar Zwijndrecht. Op 9 mei 1921 verhuisde deze familie naar 's-Heerenberg .
III. Vanaf 21 mei 1921 werd het huis verhuurd aan de familie Braam:
- Hendrikus Braam, geboren op 2 juni 1856
- Johanna Braam, geboren op 30 juli 1859
- Theodorus (Dorus) Braam, geboren op 8 januari 1862
Zij waren ongehuwd en hebben hun hele leven gewoond en gewerkt op hun geboortehuis, de boerderij Holthuizerstraat 4 te Vethuizen. Zij hadden de boerderij nu overgedaan aan Johannes Sloot en gingen voor een rustige oude dag naar het dorp.
In 1922 kwam Kaatje Steenbreker terug als dienstbode. Op 7 oktober 1927 overleed Hendrikus Braam. Op 7 mei 1941 kochten Dorus Braam en zijn zus zich in bij de Stichting Majella en gingen in het verzorgingshuis wonen. Johanna Braam overleed daar op 31 januari 1945.
Na de brand van het Majella-gebouw ging Dorus Braam weer naar de boerderij in Vethuizen. Twee jaar later keerde hij terug naar Villa Reintjes, waar toen de zusters augustinessen zaten. Op 29 augustus 1949 ging hij met de zusters naar de Padevoort, waar hij op 31 mei 1950 kwam te overlijden.
IV. De volgende huurder vanaf mei 1941 was Jan Tap, belastingambtenaar, met zijn vrouw Annie en zijn zus Alie.
V. Na de bevrijding kwamen de zusters augustinessen in Villa Reintjes. Er waren in die tijd twee zuster-ordes in Zeddam:
- De Zusters Franciscanessen van Heythuysen, die op de Padevoort woonden. Zij verzorgden het onderwijs: de kleuterschool, de meisjesschool en de huishoudschool.
- En de zusters augustinessen uit Aken. Deze Duitse nonnen hadden in ons land geen onderwijsbevoegdheid en hielden zich bezig met bejaarden- en ziekenverzorging (wijkverpleging). Zij woonden in het Majellagesticht, maar dat werd in de zomer 1944 gevorderd door de Duitsers; de zusters mochten alleen nog gebruik maken van de kapel. Vóór Kerstmis 1944 werd het pand weer vrijgegeven, maar in februari 1945 opnieuw bezet. Bij de bevrijding in april trokken de Duitsers zich terug en staken het gebouw in brand. Een aantal zusters werd opgevangen bij hun collega’s op de Padevoort, de anderen gingen naar Villa Reintjes, samen met enkele bejaarden die in de kamers op de bovenverdieping werden ondergebracht. Toen in 1949 de zusters franciscanessen uit Zeddam vertrokken, maakten zij op de Padevoort plaats voor de augustinessen, die Villa Reintjes daarmee verlieten.
VI. In augustus 1949 werd het huis voor f 520 per jaar verhuurd aan Simona H.J.M. van der Stok, geboren op 29 mei 1912 te Rotterdam. Zij woonde er samen met haar moeder. Zij was op 3 augustus 1949 benoemd tot hoofd van de R.K. meisjesschool.
De onderwijstaken van de vertrokken zusters werden door leken overgenomen. Dat die overgang wat veranderingen met zich meebracht, spreekt voor zich. Zo kregen de leerlingen nu meer gymnastiek en zang. De kinderen waren daar blij mee. Maar de voorzitter van het schoolbestuur pastoor Braam had grote moeite met de veranderde onderwijsmethodes. Er waren voortdurend ernstige meningsverschillen tussen hem en juffrouw Van der Stok.
Haar verblijf in Zeddam heeft daarom niet lang geduurd. In de zomer van 1953 werd Antoon Helmes, tot dan toe onderwijzer aan de jongensschool, haar opvolger als hoofd van de meisjesschool en kwam haar woning weer vrij. Waar ze toen gebleven is, is niet bekend. Maar in 1962 werd ze ingeschreven in Venlo, waar ze in 1965 trouwde met Hermanus van Lier. Hij overleed in 1984 te Venlo; Simone van der Stok overleed aldaar op 1 januari 2006, 93 jaar oud.
Er was direct na de oorlog grote woningnood. Iedere ruimte moest worden benut. Ook bij Villa Reintjes kwam er op de bovenetage inwoning van de familie Brenninkmeijer. Jozef Brenninkmeijer, een telg uit de bekende C&A familie, werkte bij de broedmachinefabriek Pas-Reform. Eerst in de fabriek, later voor de verkoop in Duitsland.
Verkoop
De Sint Oswaldus-parochie verkocht Villa Reintjes in 1953 aan Wim van Jaarsveld. Hij was de opvolger van dierenarts Jaap Hoogland en vestigde zijn praktijk in dit huis. De ruimte die dit vergde in het pand, werd gecompenseerd door er aan de achterzijde een moderne huiskamer aan te bouwen.
Brenninkmeijer bleef op de bovenetage wonen. De nieuwe eigenaar had eerst nog een aparte uitgang voor Brenninkmeijer laten maken over het plat dak en via een trap naar beneden. Toen er met Marshall-gelden extra woningen werden gebouwd, kon er voor de Brenninkmeijers elders in Zeddam een huis worden gevonden en had Van Jaarsveld het pand voor zijn gezin alleen.
In 1965 ging Van Jaarsveld weg, maar bleef eigenaar van het huis. Zijn opvolger Anton Metz huurde het pand en zet de praktijk voort samen met zijn collega Henk Swart, die in Villa Reintjes een avond-spreekuur voor honden en katten begon. Op 9 mei 1975 verhuisde de familie Metz naar de nieuwbouw aan de Oude Doetinchemseweg.
Het pand wordt toen verkocht aan broedmachinefabriek Pas-Reform. De benedenverdieping werd ingericht als kantoor en de bovenetage voor de opvang van (vaak buitenlandse) gasten. Het grootste deel van de tuin werd parkeerplaats. In 1980 werd het gebouw weer afgestoten. De parkeerplaats bleef in bezit van Pas-Reform.
Villa Reintjes werd per 1 december 1980 verkocht aan tandarts Bob Overdijk, die het pand grondig verbouwde tot woonhuis met tandartsenpraktijk. Ook leiet hij het gebouw aan de buitenkant geel schilderen; inmiddels is de voorgevel wit geschilderd. Tandarts Overdijk heeft hier meer dan veertig jaar gewoond.
Per 1 april 2021 werd het pand gekocht door de familie Janssen. Zij verbouwden de praktijkruimtes om er weer een woonhuis van te maken.
Bronnen
- Bergh; Heren, Land en Volk, blz. 478
- Anton Metz Zeddam
- Rob Fenneman, St. Oswaldusgilde Zeddam
- 250 Jaar Varwijk Zeddam, door John Thoben, Old Ni-js nr. 26, blz. 17, 29
- 350 jaar Sint Oswaldusgilde Zeddam
- Parochie Zeddam 1150-1975, blz. 77
- Pius Almanak 1901, pag. 881
- Bevolkingsregister gemeente Bergh
- Gerhard Pas te Zeddam, mondelinge mededeling
- Eef Bus te Lengel, mondelinge mededeling
- Centraal Bureau voor Genealogie, persoonslijst